Posts

Het verschil tussen gewenste en fysieke aanrakingen word je nooit gewoon. Zoals verhuizen op je tiende nazindert, een onwennig klaslokaal, nieuwe kweldemonen. Aangepast, het krassen van het krijt went hardnekkig, je bent broos als de juni-punten de littekens maskeren. Blijvend is voorgoed, we slaan herinneringen aan herinneringen op. Je herkent het bankje voor de potdichte school in de zomer die kreunt, een sluimer die je instinctief wantrouwt. Wat je niet kunt veranderen, masseren. gepubliceerd in 'De Vallei' (jaargang 12, nr. 47), september 2021

Modesto (California)

Jonge jaren vol hindernissen in tunnels en parken, aan bruggen smeulende zomeravonden langer daglicht verdrijft het onweer we pushen op warm beton in lege zwembaden tot de honden komen Langs spoorlijnen door verlaten winkelstraten springen we hoog, ver, klieven door de lucht in een poging het asfalt, overlevingsmechanismen te bedwingen, op de vlucht Onze slagaders vernauwen bedreigende situaties herkennen we razendsnel, we cruisen nu om de museumtrappen heen met toegeknepen keel beklemd, een innerlijke stem die echoot: Treed uit de schaduw van de opgestoken wijsvinger gepubliceerd in 'De Vallei' (jaargang 12, nr. 47), september 2021

Afwassers gezocht

boven de vuile borden en schotels dromen we van oceanen we soppen de glazen tot onze handen kreuken, wit uitslaan en we stil vervagen de glans in de ogen is waar ze ons niet kunnen raken het beloofde land vloeit weg door het afvoerputje onze spoelbak stroomt over, we dobberen op anderhalve tegel, het water stijgt tot aan de lippen, luchtbellen spatten uiteen op hun mooist we gaan kopje onder, verdrinken net niet in de benauwde keuken zoeken we naar een nieuwe wereldzee je weet nooit en alles is nog mogelijk gepubliceerd in 'De Vallei' (jaargang 12, nr. 47), september 2021

Oviedo

 Afwijkend is de lucht, haar kleur onherkenbaar hoge rijhuizen, gevels omrand met potlood de stad slingert, een decorstuk dat voorbijtrekt. Een straatventer roept en verkoopt ik-weet-niet-wat de kompasnaald draait door, mijn vingers slapen, zwellen op benen van leem stap ik verder, depersonaliseer. Ik wandel zonder draaiboek, merk niet dat ik onderweg mijn luttele schetsen verlies. De volgende hoek wenkt. gepubliceerd in 'De schaal van Digther', december 2020

Kinderen in het Louvre

Waar kijken die twee kinderen naar, door dit wagenwijde raam? Ze roepen naar beneden, hun lach weerkaatst echo’s tegen de koninklijke gevels. Geen ouders in de buurt, geen kwetsuren. Het meisje trotseert een galajurk, witte sokken, schuine hoed. Tippen van tenen in een pijnlijke kramp. Naast haar, boven de geboende parketvloer, plat op de buik op de hoge vensterbank schommelt de jongen. Voeten en vrijheid van de grond. De waaghals verliest geen evenwicht, geen kindertijd. Een schoenzool tikt de zoom van de rok aan, laat slinks een zwarte veeg achter. Windstoot. Met een klap waait een deur dicht. gepubliceerd in ‘De schaal van Digther’, december 2020

Zomer in Santander

De zee rolt hier aan zoals elke zee. Aan de vloedlijn de man in een rieten stoel. Hij komt uit de tijd van zwarte maatpakken, hemdsmouwen op het zand. Hij leest de krant. Het katern Buitenland: de wereld, de chaos, de president, het virus. Ze passen niet op dit strand, evenmin als de zwarte stropdas die de man nu wat losser trekt. Het papier ritselt, het kruiswoordraadsel, een zacht potlood lonkt. Ik teken een vierkant rond de man, kader hem in voor later als herinnering voor een mooiere zomer. gepubliceerd in 'Het Gezeefde Gedicht', oktober 2020

Puerta de Europa

Sleutel in het slot, de kieren in de voordeur ademen, na een wandeling in de stad op een verlaten zaterdag het ondergehuurde appartement baadt rustig en grijs in een twijfelachtig ochtendlicht, tussen zuchtende muren door het raam in de verte de twee schuine, wazige torens bevlekt door schreeuwende reclame van corrupte staatsbanken ze trekken er zich niets van aan, buigen naar elkaar toe in de eeuwigheid, een open, zuivere handkus tussen geliefden ik plof in de sofa en kijk naar het zwarte plasmascherm hoe het glas de lijnen van mijn gezicht en jas weerspiegelt roerloos bespied ik, in gedachten verzonken, mijn silhouet dat plots, abrupt, in een onherkenbare schim verdwijnt. gepubliceerd door Gruis (Obsidiaan), juli 2020