In de metro
In de metro naar het centrum telde ik de knopen van mijn halfopen hemd. Neonflitsen verlichtten mijn lederen, donkerbruine boots terwijl bovengronds de nacht weer viel. Ik wachtte, maar de enige liefkozingen die ik kreeg, kwamen van medereizigers die tegen me aan schuurden. Wildvreemd kijken en bekeken worden in de stad. Jonge raven kropen in mijn kleren en bleken moeilijk uitwasbaar toen ik op zondagmorgen de eerste bus terugnam, het verschil niet meer wist tussen wat ik had en wou. Vele jaren nadien weet ik niet wat te denken. Was ik gelukkig? Daar zou ik veel voor over hebben, om exact te weten hoe vatbaar ik voor geluk was. gepubliceerd in ‘Het Gezeefde Gedicht’, februari 2020